Over balieboys en koekenbakkers

Onderstaand interview komt uit Bindwerk dec 2004/jan 2005

Wie kijkt niet als eerste in de krant naar de achterste pagina, waar de strips staan? In Bindwerk is die plek gereserveerd voor de Balieboys. De Balieboys, voor de medewerkers van het netwerk inmiddels een begrip, bestaan in december 2004 tien jaar. Tijd om een klein feestje te vieren en nader kennis te maken met de schepper van de Balieboys. Ter gelegenheid van het tienjarig bestaan tekende één van de geestelijke vaders van Fokke en Sukke een verrassende felicitatie, die op de omslag van deze Bindwerk afgebeeld staat. De redactie van Bindwerk bood ter gelegenheid van het jubileum Ewout de originele tekening aan en sprak met hem over zijn ‘tekenkunsten’.


Wie is eigenlijk de schepper van de Balieboys?
‘Grappig is dat veel mensen bij de bibliotheek in Groningen niet wisten dat ik het tekende, ook al bestond de strip al vijf jaar. Maar ik teken dus de Balieboys. Ik ben altijd al geïnteresseerd geweest in strips en striptekenen. Ook tijdens mijn opleiding aan Ubbo Emmius, de lerarenopleiding in Groningen, heb ik strips getekend voor het schoolblad. En tja…ik droom er altijd nog van om een echt stripverhaal te maken!’.

Altijd al van tekenen gehouden?

‘Dat tekenen heeft er altijd al ingezeten, op de lagere school al. Op de middelbare school ben ik zelfs van school gewisseld om tekenen als examenvak te kunnen kiezen. Ik zat op een middelbare school in Coevorden en ben toen speciaal naar de havo in Emmen gegaan. Op de lerarenopleiding heb ik de vakken tekenen en textiele werkvormen gekozen. Ik ben dus eigenlijk tekenleraar!’.

Toen in het bibliotheekwerk verzeild geraakt…
‘Als dienstweigeraar ben ik begonnen op de muziekafdeling van de Openbare Bibliotheek Groningen, een beetje cd’s invoeren en luisteren. Daarnaast werkte ik twintig uur per week in filiaal Trefkoel. Het bestaat nu niet meer, maar dat zat in de wijk Paddepoel. En van het een kwam het ander. Na afloop van mijn vervangende dienstplicht ben ik invalmedewerker geworden tot er vaste uren vrij kwamen op Trefkoel. Toen er een PR-functie vacant was bij de Centrale Bibliotheek, ben ik in mijn huidige werk gestapt. Sinds de fusie werk ik bij de afdeling Klant & Markt op de Serviceorganisatie als webcoördinator’.

Het eerste begin van de Balieboys?
‘Eigenlijk weet ik dat niet eens meer precies! Ze zijn in ieder geval in filiaal Trefkoel ontstaan. De aanleiding was volgens mij dat we achter de balie geen t-shirts met teksten erop mochten dragen. Wim Helder, die nu in filiaal Vinkhuizen werkt, en ik hadden toen voor de grap allebei hetzelfde t-shirt aan, alleen de tekst was verschillend. Wim droeg een t-shirt met het opschrift ‘Balie’ en ik met ‘Boys’ erop. De bezoekers in Trefkoel vonden het in ieder geval erg grappig! Later ben ik toen met de strip begonnen. Maar het kan ook andersom zijn geweest…’.

Toen verscheen de eerste strip…
‘Ja…de eerste twee strips heb ik in het vooruit gemaakt. Het leek me leuk dat er in de Obelisk, wat toen het personeelsblad van de bibliotheek Groningen was, een strip kwam. Mijn bedoeling was er een ‘fantasiebibliotheek’ van te maken, zonder verwijzingen naar de actualiteit. Maar dan denk je na twee strips… ‘Wat moet ik nu weer gaan tekenen?’.  Ik heb toen Chris Wiersma, de toenmalige directeur, een plaatsje in de strip gegeven. En dan is het hek van de dam! De collega’s verwachten dan steeds meer herkenbare figuren in de strip. Je plaatst eens een kritische opmerking en voor je het weet gaat de actualiteit een belangrijke rol spelen’.

Krijg je veel reacties?
‘Op sommige afleveringen wel…. Henne Westerink, medewerker van ICT, die ik er af en toe ingezet heb, roept wel eens gekscherend: ‘Nu wil ik er nooit meer in!’ Ik hoor wel van collega’s dat er in de wandelgangen over gepraat wordt, maar ik krijg weinig rechtstreekse reacties. Vaak komen de reacties via de redactie weer bij mij terecht. Natuurlijk spreekt ‘De Balieboys’ ook niet iedereen aan. Het is moeilijk om iets te maken wat iedereen begrijpt. Als je er wat verder vanaf staat, dan zal de humor je wel eens ontgaan’.

Hoe bepaal je wat je gaat tekenen?
‘Natuurlijk luister ik goed, probeer ik op te vangen wat er speelt binnen de organisatie. Niet alleen aan de Mudden in Groningen maar ook bij de bibliotheken. Ik probeer me een zo objectief mogelijk beeld te vormen. Dat verwerk ik dan. Ook vraag ik de redactie wel eens om een idee en dan komt er vaak wel wat. Meestal weet ik dan wel wat de achterliggende gedachte is. Ik moet soms even ‘getriggerd’ worden’.

Geven jouw strips een objectief beeld?

‘Nou ja, laat ik het zo zeggen… ik probeer weer te geven wat er leeft. Daarnaast is het ook wel een beetje mijn manier om mijn hart te luchten. Als ik er zelf niet achter sta teken ik liever wat anders. Ik probeer de mensen aan het denken te zetten en een glimlach op hun gezicht toveren! In ieder geval is het nooit mijn bedoeling om iemand te kwetsen. Je past zelf ook wel censuur toe. De eerste versie is soms te erg!...meestal zet ik dan de rem erop’.

Je meest geslaagde strip?
‘Dat zijn toch de strips waar ik met het meeste plezier aan gewerkt heb. Meestal zie ik dat aan de tekeningen. Het komt voor dat ik op de laatste dag nog om vijf uur opsta om het op tijd af te krijgen. Dan vindt de redactie van Bindwerk de strip geweldig, terwijl ik er zelf maar amper tevreden over ben. Andersom is dat natuurlijk ook soms het geval’.

Hoeveel tijd kost het?
‘Gemiddeld kost het me twee dagen per strip… moeilijk om het precies aan te geven. Soms zit ik ‘s morgens op de fiets en schiet me een geweldig idee te binnen. Uitwerken kost dan nog de meeste tijd, daar zit ik vaak wel een hele dag aan. En het is best lastig om een idee om te zetten in een stuk of drie plaatjes. Soms floepen de tekeningen er zo uit en andere keren is het hangen en wurgen voordat het op papier staat. Eerst maak ik schetsen met potlood die ik weer overtrek en inkleur met fineliner. Met de computer heb ik het ook wel eens geprobeerd, maar dat beviel me toch niet. Hele strakke lijnen leven niet echt… het wordt dan steriel. Door de oneffenheden in de lijnen en de kleurverschillen van het handmatig inkleuren komt er toch meer leven in de tekening’.

Wanneer verschijnt er een bundeling ?
‘Goede vraag! Er is na vijf jaar ‘Balieboys’ een bundeling verschenen. De mensen die toen in de bibliotheek van Groningen werkten weten het misschien nog. Eigenlijk wil ik voor het tienjarig bestaan van de Balieboys een tweede bundeling maken…sommige afleveringen zijn zelfs nog nooit gepubliceerd. Maar ja, ik wil nog zoveel doen! Momenteel ben ik bezig om alle strips van de Balieboys in kleur op mijn site te zetten (www.balieboys.nl). Ze bewegen dan ook nog af en toe’.

Jouw voorbeeld?
‘Franquin, de tekenaar van ‘Guus Flater’ en ‘Zwartkijken’ is de grootste striptekenaar die ik ken! Zijn tekeningen zijn humoristisch en levendig…ze swingen gewoon! De landschappen en de sfeer van Marten Toonder vind ik ook erg mooi. Ook de strips van Uderzo van Asterix en Obelix zijn natuurlijk geweldig! Wel die albums die hij samen met de schrijver Goscinny maakte. Ik kan er nog veel meer opnoemen! De tekenaar Andreas kent niet iedereen. Hij maakt fantastische zwart-wit tekeningen en experimenteert veel met de indeling van de pagina’.

De Balieboys forever?
‘Ik twijfel wel eens of ik ermee door wil gaan. Het kost me veel tijd, die ik niet voor andere dingen kan gebruiken. Het dilemma is natuurlijk ook wel eens: ‘Wat ga ik doen als mensen zich gekwetst voelen? Wil ik er dan nog wel  mee door gaan?’. Maar dat zijn de dilemma’s van elke schrijver en tekenaar, denk ik. Ik heb in ieder geval door alle gebeurtenissen binnen dit bedrijf nog voldoende stof voor vele strips! Laat ik maar zeggen dat ik voorlopig blijf tekenen…zolang er nog koekenbakkers rondlopen…’.

Anneke Koopmans & Jessica Evers